GKO over ZELFZORG in onze sector – Artikel DS Magazine

‘Je wilt niet de eerste zijn die zegt: stop, het lukt niet meer’

VOLLEDIGE TEKST onder de foto’s … Bron: https://www.standaard.be/cnt/dmf20211028_96133113

 

Theaters zitten opnieuw vol, affiches zijn te klein voor het aanbod. Het is weer feest, maar niet zonder angst of pijn. Burn-outs die voordien al smeulden, laaien op. ‘De ruggengraat is weg, de fierheid ook.’ DS Weekblad organiseerde een rondetafel, over vallen, opstaan en weer doorgaan.
Door Filip Rogiers Foto’s Jimmy Kets – Zaterdag 30 oktober 2021 om 3.25 uur

Gent, Victoria Deluxe. Vijf tafels staan in een cirkel op een plankenvloer. Het licht is gedempt, rondom hangen zwarte doeken van de nok tot de grond. Het lijkt wel de setting voor een theaterstuk. Noem het: De reprise. Daarover willen we het hebben met acht actoren uit de kunstensector. Anderhalf jaar na de door de epidemie gedwongen pauze gaan de zaallichten weer aan. Maar niet iedereen verdraagt het licht.

Het gezelschap rond de tafel is op vraag van DS Weekblad bij elkaar gebracht door Dominique Willaert, artistiek leider van Victoria Deluxe, en Frederik Sioen, muzikant en coördinator van het Gents Kunstenoverleg. Schuiven mee aan: Maarten Van Cauwenberghe, muzikant, componist en de zakelijke leider van de door hem en Lisbeth Gruwez opgerichte danscompagnie Voetvolk; Ben Benaouisse, beeldend kunstenaar en curator van Art Ghent; Hind ­Eljadid, woordkunstenaar en schrijver; Marjoleine Maes, coördinator van Nucleo, een organisatie die verspreid over tien panden in Gent ateliers ter beschikking stelt aan zo’n 160 beeldend kunstenaars, en zakelijk coördinator van Kunsthal Gent; Nathalie Van Laere, coördinator diversiteit en inclusie bij het Gents Kunstenoverleg; en, ten slotte, Sam Vande­lanotte. Hij is zelf niet actief in de cultuursector, maar zijn partner – Sofie Vancoillie – was dat wel. Zij stapte op 10 september uit het leven.

Een briesje volstaat
Deze bijeenkomst in Victoria Deluxe heeft een voorgeschiedenis. Een week voor de rondetafel zitten twee acteurs, Lobke Leirens en Maxim Storms, na de première van hun theaterstuk Folks&fools na te ­hijgen in de foyer van het Mechelse kunstencentrum nona. Ze hebben net een uur lang staan joggen op de planken. Soms is kunst ook letterlijk topsport. ‘Komaan, voortdoen, niet plooien, go for it!’ is, in Willaerts woorden, wat van kunstenaars en cultuurwerkers wordt verwacht. Het is ook wat ze zichzelf opleggen. De acteurs lijken, onbedoeld, die gejaagdheid te parodiëren.

‘Er zit nooit iemand op een kunstenaar te wachten. Je moet altijd opnieuw vechten voor je bestaansrecht’

Folks&fools is maar een van de vele tientallen voorstellingen en shows die dezer dagen in première gaan. Nooit eerder was het aanbod zo groot. Een steekproef leert dat er in het Gentse alleen al een tiental keer meer zijn dan in dezelfde periode in een ‘normaal’, pre-coronajaar. Shows ­worden uitgesteld opgevoerd, nieuwe shows staan te dringen in de ­coulissen.

Niets dan goed nieuws dus uit de kunstensector? Niet helemaal. ‘Velen bezwijken onder de druk van de heropstart’, vertelt Bart Vanvoorden, artistiek ­leider van nona, die avond na afloop van de voor­stelling. ‘Sinds het weer kan en mag, spelen, staat er geen maat meer op. Velen vallen uit nog voor het seizoen goed en wel begonnen is. Er is een malaise en niemand durft er openlijk over te spreken.’

Het taboe is groot, maar Dominique Willaert verbreekt daags na ons bezoek aan nona op Facebook het stilzwijgen. ‘We hebben nood aan vertraging, verstilling en verzachting’, schrijft hij. Willaert roept zijn collega’s op om een symbolische, collectieve rouwpauze in te lassen voor de kunstenaars en ­cultuurwerkers voor wie er geen postcorona meer is. Sommigen stierven een natuurlijke dood, enkelen stapten zelf uit het leven. Verklaringen voor zelf­doding zijn nooit eenduidig, maar zeker is dat ­corona ook in de kunstensector al aanwezige kwetsbaarheden heeft uitvergroot.

‘Je hoort van iedereen dat het te veel en te druk is. Als je vraagt of er intern over gesproken kan worden, luidt het antwoord vaak nee’

‘Er is nood aan zelfzorg’, beaamt Frederik Sioen daags na Willaerts oproep, waar het Gents Kunstenoverleg zich inmiddels achter heeft geschaard. ‘Een licht briesje volstaat voor sommigen om om te ­vallen. De ruggengraat is weg, de fierheid over het beroep ook. Tijdens corona kregen kunstenaars het signaal dat ze achteraan in de rij staan, ze komen bij wijze van spreken na de tuincentra en de horeca. Er is op onze kunstenaarsziel getrapt. Wat velen van ons als de essentie van hun identiteit beschouwen, kreeg een knauw. Waarom doen we wat we doen? Voor wie doen we het? Waarom wordt het niet als waardevol gezien?’

Kwetsbaar wordt kwetsbaarder
Het idee groeit om enkele actoren rond de tafel te brengen. Dat de nood aan een ventiel groot is, blijkt al snel. In geen tijd verzamelen Willaert en Sioen acht mensen. De laatste die vandaag, vrijdag 22 oktober, even na de middag mee aanschuift, is Sam ­Vandelanotte. Hij offert er zijn middagpauze op het werk voor op.

Zijn partner, Sofie, was zeer gewaardeerd in de sociaal-culturele sector, ze werkte onder meer voor het Afrikaans Platform en vzw De Overmolen. ‘Iedereen kende haar als een krachtige, zelfstandige vrouw,’ zegt Vandela­notte, ‘maar zo voelde ze zich niet. “Wie ben ik?” “Doe ik het goed?” “Wat heb ik te bieden?” De vragen draaiden in almaar kleiner wordende cirkels rond haar hoofd. Dat was voor corona al zo, maar door corona gingen alle deuren dicht. Sociale media zetten een deeltjesversneller op haar twijfel. Je ziet wie er allemaal succes heeft, je krijgt het gevoel achter te blijven. Het snijdt je de adem af. Ze belandde in de psychiatrie. Dat was om haar te beschermen, maar niemand heeft haar kunnen beschermen.’

‘Waarom wordt wat we doen niet als waardevol beschouwd?’

Hij kijkt stil de tafel rond. ‘In het sociaal-cultu­rele werk en in de kunsten is iedereen enorm gedreven, iedereen geeft zich altijd volledig. Dat is een kracht, maar het is ook een zwakte. Je wilt niet de eerste zijn die zegt: stop, het lukt niet meer.’

Er wordt geknikt rond de tafel. Er is herkenning. ‘Je hoort van iedereen dat het te veel en te druk is’, zegt Nathalie Van Laere. ‘En als je vraagt of er ruimte is om het te delen met iemand, of er intern over ­gesproken kan worden, luidt het antwoord vaak nee. We weten het van elkaar, het wordt bij de koffie gezegd, maar daar stopt het dan ook.’

‘Wie voor corona al een netwerk had, wordt sinds de cultuur weer openging meteen weer gevraagd’, zegt Sioen. ‘Maar voor wie nu niet gevraagd wordt, is dat wellicht dubbel confronterend. Het maakt kwetsbaar kwetsbaarder.’

‘Elke zelfdoding is een spiegel’, zegt Willaert. ‘Hoe zijn wij bezig? Wat vragen wij van mensen? Wat vraagt de samenleving van ons? Zelfdoding is een ­radicale act. We moeten er als sector misschien een radicale act tegenover zetten. Stop zeggen, en de ruimte van de verbeelding vergroten in plaats van ze almaar verder te vernauwen. Er schort iets aan de onderbouw. Die infecteert met de manie om productief te zijn zelfs de privésfeer. Zelfs in je burn-out moet je productief zijn. Je móét op yoga, je móét in een leesclub. Zelfs in je afzien moet je uitblinken, zie de vele belijdenisposts op Facebook.’

Aangestoken als het mag zijn door de wereld waarin we leven, het rot zit ook in de sector zelf. ‘We moeten inderdaad in de ­spiegel kijken’, zegt Van Cauwenberghe. Hij spreekt als zakelijk ­leider, niet als kunstenaar. ‘We zijn al even vruchteloos op zoek naar een nieuwe technicus. Veel technici zijn na corona niet meer teruggekeerd. Ze vonden een andere job, waar ze van 9 tot 5 kunnen werken, vrije avonden en weekends hebben. Geef ze eens ongelijk. Ze zijn er bij elke voorstelling als eerste en ze vertrekken als laatste.’

Hij zwijgt even en herneemt. ‘Ik ben niet te ­beroerd om in mijn beleidsplan te schrijven dat ikzelf schuldig ben aan een onmenselijk personeels­beleid, getriggerd door een onverbiddelijke econo­mische realiteit.’

Epidemie²
Al in 2017 pakte het Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten uit met verontrustende cijfers. Ruim de helft van de duizend ondervraagde cultuurwerkers gaf aan het niet meer te behappen. Een kwart voelde zich chronisch moe. Het Fonds waarschuwde toen al dat velen ‘binnen het halfjaar’ zouden uitvallen door ziekte, ‘zowel geestelijk als lichamelijk’.

‘Er was al een epidemie vóór deze epidemie’, weet Nathalie Van Laere. ‘Een epidemie van burn-outs en suïcide. Corona heeft dat aangescherpt. Ik hoor dezer dagen kunstenaars zeggen dat ze nog voor het seizoen goed en wel begint al uitgeteld zijn. Het is een illusie dat de gedwongen pauze van anderhalf jaar rust heeft gebracht. Twijfels, existentieel en artistiek, bleven etteren en werden groter, daar kwam voor velen financiële onzekerheid bij.’

‘Velen denken dat het voor een kunstenaar toch wel een heerlijke periode moet zijn geweest’, zegt Hind Eljadid. ‘Eindelijk rust om te creëren! Dat zal voor sommigen wel zo zijn geweest, maar zeker niet voor iedereen. Ik heb mensen rondom mij nodig, klankborden, leven en beleving. Dat is voor velen ­onder ons de zuurstof om tot kunst te komen. Vooral voor jongere kunstenaars en kunstenaars van kleur brak corona vaak een nog prille draad af: zij moeten nog een netwerk uitbouwen, plannen lanceren. Dat viel stil.’

De draad weer oppikken? Ook voor ervaren ­rotten als Lisbeth Gruwez is het makkelijker gezegd dan gedaan. Een datum kun je omboeken, een creatief proces knip je niet aan en uit als een lichtschakelaar. ‘Er spreekt een misvatting over kunst uit, een van de vele’, zegt Maarten Van Cauwenberghe. ‘Je kunt niet van nul naar honderd gaan. Als het licht aangaat op de bühne, gaat daar altijd een heel lang, zoekend, proberend, falend proces aan vooraf. De heropstart, de omvang en de verwachtingen ervan leiden bij velen tot kortsluiting. Ze vallen uit.’

‘Waarom niet 50 in plaats van 80 voorstellingen per jaar?’

‘In de lockdownperiodes popten her en der Facebookgroepen op’, zegt Van Laere. ‘Kom, laten we het in de toekomst allemaal anders doen!, was de teneur. Sioen en ik hebben geprobeerd om mensen samen te krijgen om een aantal pijnpunten te bespreken. Dat lukt niet. Niemand vindt, o ironie, tijd.’

‘Dat is een chronisch fenomeen’, zegt Sioen. ‘We zitten allemaal in de ratrace van ontwikkelen, ­creëren, produceren. En onszelf verantwoorden. Toch raar, we zijn ooit begonnen met tekenen op ­rotsen en liedjes maken om van het ene naar het andere dorp te trekken en “iets” over te brengen. En na ­duizenden jaren moeten we nog altijd tegenover ­iedereen, beleidsmakers op kop, uitleggen waarom we bestaan.’

‘Er zit nooit iemand op een kunstenaar te wachten’, zegt Marjoleine Maes. ‘Je moet altijd opnieuw vechten voor je bestaansrecht. Dat heb je in andere beroepen in mindere mate. Het is mee een deel van de mentale belasting in de kunstwereld.’

Collectieve schuld
Het is vooral pregnant bij beeldende kunstenaars, vervolgt Maes. ‘Die zijn door de aard van hun praktijk, maar ook door hun freelancestatuut sowieso al meer geïsoleerd en onbeschermd. Vaker dan in ­andere beroepen vallen kunstenaars samen met hun werk. Het bepaalt hun identiteit en die is tijdens ­corona totaal onderuitgehaald. Zoals Sioen zegt: ze kwamen na de tuincentra. Dat, boven op de finan­ciële onzekerheid, heeft velen mentaal aan het wankelen gebracht.’

Het helpt niet dat er net nu, te midden van de immense druk van een heropstart, een nieuwe subsidieronde aankomt. ‘Iedereen zit op zijn eigen kluit weer een beleidsplan te schrijven’, zegt Willaert. ‘En de wegwijzers van het subsidiesysteem staan allemaal in dezelfde richting, die van het excelleren en presteren. We laten ons weer ongewild in een toxische concurrentielogica duwen. Minder subsidies, schaarste, verdeel en heers. Zo branden we onszelf verder op. We doen met z’n allen altijd een beetje meer. Dat is het nadeel van onze gedrevenheid als artiesten. Het is een catch 22. We slagen er niet in als sector om solidair een streep in het zand te trekken.’

‘We moeten niet naar Jan Jambon wijzen, het was onder voorgaande regeringen ook al bezig’, meent Willaert. ‘Ik zal het hard en scherp zeggen: er is een gebrek aan moed in de cultuursector om politiek ­kritisch te reageren op dat soort beleid. Er zijn er te veel die hun huik naar de wind hangen voor de centen. Met een cava of een pint in de hand wordt er dan wel wat geleuterd over hoe erg het allemaal is, hoe het water velen aan de lippen staat, maar ­fundamenteel verandert er niets.’

‘In de kunstensector zetten we ons graag af tegen de economische groeilogica,’ zegt Marjoleine Maes, ‘maar we functioneren ook zelf in een groeilogica. Die vertaalt zich niet in monetaire maar artistieke waarde. Het moet altijd maar meer en groter en ­beter. Daar rijden velen van ons zich in vast. Het is een collectieve schuld.’

Maarten Van Cauwenberghe en Lisbeth Gruwez kochten om die reden drie jaar geleden al ver van ­alles en iedereen een pand in Frankrijk, in de buurt van Reims. ‘De dichtstbijzijnde winkel is 7 kilometer ver. Noem het een stilteplek’, zegt Van Cauwen­berghe. ‘Kunstenaars kunnen ze voor 50 euro per dag huren. We hebben dat gedaan om weg te zijn van het circuit, om de gejaagdheid te doorbreken. Als je in Vooruit of De Singel aan het werk bent, komt er altijd wel iemand mee over je schouder kijken.’

‘Velen zitten zo hard op hun limiet’, zegt hij. ‘We moeten ons als sector bezinnen. Waarom niet 50 in plaats van 80 voorstellingen per jaar? Sinds 2007, toen we met Voetvolk begonnen, heeft Lisbeth circa 700 shows gespeeld. Daarom is de impact van de ­razende heropstart nu ook groot. Er is het gevoel dat er niets is bijgeleerd, dat het misschien zelfs erger is dan daarvoor.’

We zien wel, toch?
‘We moeten minder gaan doen? In de buitenwereld kan dat als een rare boodschap overkomen’, zegt Ben Benaouisse. ‘Het punt is nu net dat we door ­onze agenda’s, de procedures en de ratrace te weinig aan de kunst toekomen. Maar ik snap het wel: doe minder, dan doe je meer.’

De literatuur kent het adagium: schrijven is schrappen. Het is ook geschikt voor andere kunsten. ‘Programmeer 150 dagen in plaats van 250’, geeft Van Cauwenberghe als voorbeeld. ‘Ga in die 150 dagen trager, dieper en beter te werk. Geef je zaal op andere dagen aan andere kunstenaars.’ ‘Er zíjn huizen die dat gedaan hebben’, weet Marjoleine Maes. ‘Ze zijn erop afgestraft met als argument “gebrek aan rendement”.’

Kunst heeft baat bij serendipiteit: de beste vondst is die die je niet zocht. Dat staat niet goed in een beleidsplan en toch wordt het hier rond de tafel in diverse vormen naar voren geschoven als een begin van een remedie tegen het opbranden. ‘Vlaanderen verbeeldt, is een slogan’, zegt Willaert. ‘Maar er is zeer weinig verbeelding om de samenleving om te denken. Naast de Oosterweelwerf zou je een aantal immateriële werven moeten opstarten.’

‘Isolement is voor sommige beeldende kunstenaars eerder een paradijs dan een hel’, zegt Benaouisse. ‘Hij of zij heeft tijd en ruimte nodig om te ­denken, te schrijven, te schilderen.’ Met Art Ghent palmde hij in het centrum van de stad een pand in waarvan hij de deur openzette voor kunstenaars van ­alle slag. ‘Ik verwachtte niets van hen. De vrijheid die dat schept, leidt tot nieuwe kunst.’

Ook de anderen pleiten voor vrijplaatsen. ‘Onbestemde ruimten’, noemt Sioen het. ‘Verveling en leegte toelaten, verwachtingen temperen. Geen ­quorum, geen vooraf opgelegd einddoel. We zien wel, toch?’

‘Er is een gebrek aan moed in de cultuursector om politiek kritisch te reageren. Er zijn er te veel die hun huik naar de wind hangen voor de centen’

Willaert trekt het idee nog radicaler door. ‘We ­financieren toch nog andere beroepen die bepaalde diensten aan de maatschappij leveren? Priesters bijvoorbeeld. Stel dat je 25.000 kunstenaars een vast budget geeft over alle hokjes en niches heen. Zo ­creëer je de vrijplaatsen waar Ben het over heeft. Hij zou dan gedurende enkele maanden een project kunnen doen voor Victoria Deluxe, vervolgens enkele maanden les kunnen geven, enzovoort.’

EHBMO
Meer ruimte voor de verbeelding en meer zelfzorg: dat lijken de remedies die Sioen vanuit het Gents Kunstenoverleg verder hoopt te kunnen installeren. Om te vermijden dat de ene epidemie overgaat in een andere. De ‘rouwpauze’ die Willaert voorstelde, en die na de herfstvakantie haar beslag moet krijgen, kan een opstapje zijn. Dat was het eind vorig jaar georganiseerde Covitesse 6 ook. Gentse kunstenaars wilden wie eenzaam was of zich anderszins verloren voelde in de stad, een hart onder de riem steken.

‘We gingen van deur tot deur om te praten met de mensen’, zegt Sioen. ‘Mensen konden ook in­bellen. Kunstenaars hingen soms een uur aan de lijn met iemand die over huiselijk geweld vertelde of de zwartste gedachten deelde. Dat gaf kunstenaars soms een schok van herkenning. Er was ter plekke een therapeut aanwezig om met hen in gesprek te gaan.’

Het experiment maakte veel los. Het leidde tot het idee van sleutelfiguren of zorgantennes in de sector. Actrices als Marijke Pinoy of Jits Van Belle van Theater Boutique namen als vanzelf die rol op zich tijdens en na Covitesse 6. Benaouisse brak een lans voor het idee bij het Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten. ‘Per stad zou je een soort eerste hulp bij mentale ongevallen kunnen opzetten. Je zou er kunstenaars voor kunnen opleiden.’

‘Het Sociaal Fonds voor de Podiumkunsten is met initiatieven als We listen beschikbaar voor kunstenaars uit de muziek en de podiumkunsten’, werpt Marjoleine Maes op. ‘Voor de beeldende kunstenaars ontbreekt zoiets.’

In het kielzog van MeToo werd enkele jaren geleden Engagement opgericht, een door kunstenaars geleide beweging om seksueel overschrijdend gedrag, seksisme en machtsmisbruik in de cultuur­wereld aan te pakken. ‘Je zou iets gelijkaardigs kunnen doen voor emotioneel en mentaal welzijn in de sector’, zegt Sioen.

Maarten Van Cauwenberghe heeft nu pas, na twee decennia artistieke activiteit, ontdekt welk ­verschil een externe vertrouwensfiguur kan maken. ‘Ik dacht: dat is voor seksueel overschrijdend gedrag’, zegt hij. ‘Maar ik heb er nu elke week contact mee, ik heb er meer aan gehad dan ik me maar kon voorstellen. Ik heb iedereen in onze organisatie verplicht om ermee te gaan praten. Het is ongelofelijk wat mensen tegen zo’n vertrouwensfiguur zeggen, dat kan over alles gaan, kleine en grote frustraties.’

‘We hebben een aanspreekpunt nodig voor wie in zijn of haar organisatie geen gehoor vindt’, zegt ­Sioen. ‘Als zelfzorg lijkt het mij structureler en minder vluchtig dan het spreekwoordelijke “ça va?” aan de koffiemachine.’ ‘Om nog maar te zwijgen van de freelancer die alleen thuiszit’, zegt Maes.

Sam Vandelanotte knikt, maar verontschuldigt zich. Hij moet terug aan het werk. Zijn rouwverlof, tien dagen, heeft hij al achter de rug. Het ‘komaan, voortdoen, niet plooien, go for it!’ vloekt na in de oren van het gezelschap.

Wie met vragen zit over zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website www.zelfmoord1813.be.